In de muziekwereld kun je succes uitspelen als een Mariospelletje. Die stelling bedacht ik niet zelf, ik las hem in een Maidenrecensie uit The Guardian. Maar goed is ‘ie wel, sterker nog: zelden was een stelling zo van toepassing op een band als deze stelling van toepassing is op Iron Maiden.

Want dat uitspeelmoment, dat is niet statisch, het is een proces. Een proces, waarin je er langzaam achterkomt dat het voor het publiek weinig uitmaakt wat je nog produceert. Je bent immers zo geraffineerd en geroutineerd in het maken van de muziek waarin je succesvol bent geworden, dat je als op de automatische piloot weet wat werkt en wat niet. Je komt erachter dat je beste tijd achter je ligt, en dat voor je een tijd ligt van classic rockfestivals. Je hoort je nieuwe singles alleen nog op stations als Radio Veronica, die daarna nog een keer die altijd terugkerende klassieker draaien. Je hondstrouwe publiek koopt nog netjes kaarten voor je shows, maar wil tijdens die shows eigenlijk voornamelijk tracks horen die je hebt opgenomen in gouden tijden. En áls er dan écht nieuwe nummers moeten komen, laat ze dan in elk geval lijken op het werk uit vervlogen tijden. Verandering is de duivel; de Remmende Voorsprong laat zich in haar meest banale vorm zien.

U kunt zich de worsteling voorstellen, zo bij de Groten der Aarde in de muziek. Want hoe moet je nog een verrassend album maken als verrassing de grootste fout is die je kunt maken?

Iron Maiden moet er zeker twintig geleden achter zijn gekomen dat de golden years achter hen lagen. Een nieuwe Number of The Beast zou er nooit meer komen, het publiek blijft vragen om Fear of the Dark, Aces High en Run To The Hills en – hoe tijdloos de Maidensound ook is en hoewel bandmascotte Eddie door de jaren heen niet aan kracht heeft ingeboet – de Tand Des Tijds wordt toch de grootste tegenstander van de formatie. Want zeg eerlijk; wie de legendarische Britten de laatste tien jaar live heeft gezien zal zijn weggeblazen door de decors, de show, de ongelofelijke muzikanten en de duizelingwekkende kracht van het repertoire, maar zal zich daarnaast hebben vertederd om de volstrekt ongevaarlijke uitstraling van een band die ooit de wereld de stuipen op het lijf joeg.

Ga in die context maar een nieuwe plaat maken. Maiden deed het sinds de laatste klassieker Fear Of The Dark liefst acht keer. Het succes was wisselend, maar Brave New Word, Dance of Death en de recentere platen A Matter Of Life And Death en The Final Frontier houden zich prima staande in de moderne metalcatalogus. The Final Frontier (2011) – vijftiende plaat van Maiden – was zelfs zo aardig dat velen dachten dat de formatie nooit meer de studio in zou gaan. Dat gebeurde toch, en dus ligt er volgende week – vier jaar na het uitbrengen van Maidens vijftiende – een zestiende plaat in de schappen.

Die plaat werd overigens vorig jaar al opgenomen, in een Parijse studio. Het moest een écht goede plaat worden, zo had de band afgesproken. Eentje waarop Maiden de strijd aanging met de Tand des Tijd. Een waar het publiek écht warm voor ging lopen. Om dat voor elkaar te krijgen heb je waarschijnlijk een flinke dosis geluk en vooral een externe stimulans nodig. Er moet iets zijn dat de verhouding na al die jaren ineens op scherp zet. Misschien was dat bij Maiden wel de kanker van frontman Bruce Dickinson – een omstandigheid waardoor de veertigjarige formatie ineens werd geconfronteerd met haar eigen sterfelijkheid.

Misschien is dat de reden dat The Book Of Souls – veel meer dan de laatste Maidenplaten – voelt als een rechtstreekse aanval op de Tijd. Allereerst voelt het luisteren van Maidens nieuwste plaat als een Marathon. De plaat duurt liefst 92 minuten. Dat maakt The Book of Souls de langste Maidenplaat ooit. Op de plaat staan drie nummers van meer dan tien minuten. De langste – slot Empire of the Clouds – is met zijn achttien minuten de langste track die Maiden ooit uitbracht. Die duizelingwekkende lengte jaagt zelfs de meest doorgewinterde Maidenfan vermoedelijk de stuipen op het lijf; twee-en-negentig minuten van de enorm intensieve metal waar Iron Maiden patent op heeft is een uitdaging voor de luisteraar an sich.

Dat Maiden het de luisteraar écht niet makkelijk gaat maken blijkt eigenlijk al wel uit opener If Eternity Should Fall. Oorspronkelijk te licht bevonden voor een soloplaat van Dickinson, maar inclusief het felle gitaarwerk van Adrian Smith de perfecte etalage voor zijn nog altijd niet te evenaren vocale kwaliteiten. Speed of Light is vervolgens de meest vinnige Maidensingle in tijden. In slechts vijf minuten wisselen de riffs elkaar in rap tempo af, voortgestuwd door het meest opvallende drumwerk wat de op het verdere album wat vlakke Nicko McBrain nog in huis heeft.

The Red And The Black (13 minuten) is iets later op de plaat de eerste track die uit de koker van muzikaal meesterbrein en onvolprezen bandleider Steve Harris komt. Dat is te horen, want het nummer is veel ingewikkelder dan de voorgaande stukken. Ook bijzonder: in het midden van het nummer horen we een minutenlange aaneenschakeling van gitaarsolo’s. Bijna zeven minuten lang vuren Smith, Murray en Gers kunststukjes op elkaar af. Zo dicht bij jammen kwam Iron Maiden nooit eerder. We sluiten vervolgens de eerste schijf af met The Book Of Souls, een muscialeske ode aan de Maya’s. Voor de één Maiden of zijn allerergst, voor de Powerslave-fans een minutenlang hoogtepunt.

Was album één nog een afwisselend en met name theatraal een uitdagend schijfje, op album twee gooien Harris en co de luisteraar pas écht in het diepe. Met Death or Glory worden we direct twee versnellingen verder gekatapulteerd. Een bijna Thin Lizzy-achtige rocker die ook live vermoedelijk wel gaat werken. Tears of a Clown is iets later een empathische ode aan acteur Robin Williams, die zichzelf eind vorig jaar van het leven beroofde. Op The Man Of Sorrows vervolgens ook een beproefd Maidenrecept; starten als ballad, langzaam opschroevend tempo, en aan het einde een Pink Floyd-achtige tempoval. Afgesloten wordt er met Empire of the Clouds. Die song is dus 18 (achttien!) minuten lang. Het is de minst typische Maidensong op de plaat. Zo is niet de basgitaar van Harris, maar Dickinsons piano leidend en ligt het tempo behoorlijk laag. De opbouw is briljant; terwijl het beschreven zeppelin (De R101) langzaam de strijd tegen de wolken verliest voert Maiden het tempo langzaam maar zeker op. Die opbouw en samenhang maakt de afsluiter tot het absolute meesterwerk op de nieuwste Maiden én een toevoeging in alle opzichten aan het Maidenoeuvre.

De laatste twee platen van Iron Maiden, The Final Frontier en A Matter Of Life And Death kregen de handen van het publiek flink beiden op elkaar. Er was op die platen echter één probleem; de Britten deden niets, maar dan ook helemaal niets, nieuws. Op The Book Of Souls is dat in feite niet anders. Iron Maiden blijft Iron Maiden en de sound blijft net zo gedateerd als The Antiques Roadshow en even liefelijk als de moorden in Midsomer Murders. Toch verschilt The Book of Souls van de twee laatste Maidenplaten. Door meer de tijd te nemen heeft Maiden haar geluid gelaagder gemaakt en wordt beter de tijd genomen om de unieke vindingrijkheid van deze rasmuzikanten in een passende vorm te gieten. Halverwege het eerste deel van de nieuwe Maiden is de conclusie dan ook al wel duidelijk; Magere Hein doet naarstig zijn best, maar heeft zijn meest begeerde band nog steeds niet te pakken. Sterker nog: op deze manier kan Iron Maiden nog zeker tien jaar door. The Book of Souls is de beste Iron Maidenplaat van dit millennium.

 

Review: Iron Maiden gaat op The Book Of Souls de strijd aan met de tand des tijds
85%Overall Score