OAuthException: Error validating application. Application has been deleted.

Gisteravond, omstreeks half 10 ’s avonds. Uit het geupgrade geluidssysteem van de Melkweg klinken de diepe bastonen van de heerlijke R&B-classic Pony (Ginuwine – in de categorie kennen jullie deze nog). Op basis daarvan zou je bijna denken dat het concert van hiphoplegende The Game een week is uitgesteld, maar wie een tweede blik de zaal inwerpt heeft vrij snel in de gaten dat dát niet aan de hand is. Wat zien we wel? Veel versterkers op het podium, veel mannen-in-zwarte-shirts in het publiek, doodskoppen op geluidsinstallaties en op prominente doch subtiele wijze geplaatste flessen whisky. Wat blijkt? The Game is al een week weg, en de Melkweg is ingenomen door de spierballenrockers van Black Stone Cherry.

Bijzonder genre eigenlijk, dat spierballenrock. Waar het succes vandaan komt snappen wij zelf ook niet helemaal, maar op één of andere manier werkt de combinatie van wat lichtere metal, een flinke dosis pathos, het met de geur van whisky doordrenkte southern (blues)rockgeluid en invloeden uit de punkwereld als een rode lap op liefhebbers van formaties als Danko Jones, Alter Bridge en – misschien wel het meest zuidelijke voorbeeld – Black Stone Cherry.

Die formatie timmert inmiddels alweer vijftien jaar met behoorlijk succes aan de weg. De formatie heeft in vijftien jaar vier platen uitgebracht en die platen en de anthems die op die platen stonden leverden de formatie een bijzondere status op; de formatie stond op mainstages van bijna alle grote rockfestivals en verkoopt de middelgrote clubs met speels gemak uit. Dat is best bijzonder, want de fanschare die nodig is om zalen als de Melkweg uit te verkopen en die nodig is voor het kunnen boeien van dat soort megaterreinen heeft deze band praktisch zonder radio-airplay bereikt.

Hét geheim van Black Stone Cherry? Wij hebben gisteren drie kernelementen weten te ontdekken. Allereerst Anthems. Keiharde Anthems. De formatie is op z’n sterkst als een potpourri wordt gemaakt van alle hardrockclichés, daar stevig aangezette teksten aan worden toegevoegd en uiteindelijk ook een dikke knipoog mee in de mix mag. Met dat recept schreven de Amerikanen hun sterkste nummers. Paar voorbeelden? Openingstrack Me And Mary Jane; In My Blood en Lonely Train halverwege de set en White Trash Milionaire en Blame It On The Boom-Boom aan het einde van de show. Bij die nummers gaan de vuisten in de lucht en schreeuwt het publiek als bezeten de teksten mee met leadzanger Chris Robertson.

Om een publiek zó extatisch te krijgen is ook een stevige dosis pathos nodig. Dat zit bij Black Stone Cherry ook absoluut goed. De band hoort tot de meest excentrieke en beweeglijke rockformaties in het circuit en het is echt een genot om de heren live te zien. Zanger Robertson is onbedoeld een beetje een antiheld – type-Micheal Moore die ogenschijnlijk per ongeluk uit een truckerscafé is getrokken om vervolgens min of meer toevallig leadzanger in een rockband te worden. Gitarist Ben Wells is in zijn jeugd vermoedelijk in een vat energiedrank gevallen; wij hebben hem niet op enig moment stilstand kunnen betrappen. Drummer John Fred Young probeert ondertussen het wereldrecord drumstok gooien te verbreken (zowel in hoogte áls in aantal pogingen)  en bassist John Lawhon loopt heel wat af om collega Wells te ontwijken op het podium. Dat alles gebeurt met een brede lach en ogenschijnlijk met oprecht plezier; het is een genot om te zien.

U zou nu kunnen denken dat uw favoriete schoolband ook energiek is en anthems kan spelen. Dat is waar, maar wat Black Stone Cherry van het koren scheidt is het derde geheim; kwaliteit. Boven alles is Black Stone Cherry gewoon een retestrakke rockmachine. Zanger/gitarist Chris Robertson kan loepzuiver zingen en speelt retestrak gitaar, no-nonsensebassist John Lawson houdt de band op het juiste spoor door bijna stoïcijns baswerk en het soms wat hakkelige drumwerk van Young en het vaak bewust danwel onbewust aritmische slaggitaarwerk van Wells houden het geheel dynamisch en fundamenteel anders dan op plaat. De heren nemen hun werk daarnaast behoorlijk serieus; de heren dollen weinig met het publiek, we zien opperste concentratie en bijna voor ieder bandlid is er een persoonlijke roadie ingehuurd die zorgdraagt voor kabels, microfoons en het soms zelfs tijdens nummers bijstemmen van instrumenten. Kosten noch moeite worden gespaard om uiteindelijk zo strak mogelijk te kunnen opereren.

Zo is Black Stone Cherry in volle vaart een sterkhouder van de Rockmuziek, maar komen op momenten dat de vaart eruit gaat de beperkingen van de formatie ook tamelijk duidelijk naar voren. Vanavond is dat vooral in de wat mislukte drumsolo (waarbij Young zijn hand in de derde slag openhaalt aan de bekken – het kan ook niet altijd goed gaan) en in de daarop volgende ballad. Het publiek raakt afgeleid, de formatie – blij dat men eigenlijk diepgaande emotie kon beschrijven – lijkt daarover op haar beurt weer behoorlijk geïrriteerd en het kost de formatie dan op die momenten net teveel tijd om weer op gang te komen.

Op dat soort momenten wordt Black Stone Cherry namelijk slachtoffer van haar eigen succesrecept. De formatie is erg bedreven in het geven van een bijna perfecte rockshow, het publiek komt voor een stevig potje rock ’n roll en de liveshow van de heren sluit perfect aan bij die wens. Wanneer echter wordt afgeweken van dat standaardstramien lijkt er zand in de machine te worden gestrooid en valt het niveau sterk terug.

Conclusie: Black Stone Cherry ís rock ’n roll en geeft het publiek precies wat zij wil; spierballenrock op standje burenruzie, doordrenkt van de whisky en bijna ruikend naar spareribs. Dan maakt het eigenlijk niet uit wat de Amerikanen precies spelen; hoogtepunt van deze set is misschien wel de korte Ace of Spades-cover in de toegift. Zolang Black Stone Cherry die rock ’n roll blijft maken zal de band nog jarenlang dit soort zalen en enorme festivalweides blijven vullen. En is er dan nog kans om de balladelijn door te zetten? Wij denken én wij hopen van niet. Waarom niet? Blame It On The Boom-Boom!