Wie denkt aan de muziekcentra van Nederland, denkt gelijk aan Amsterdam. Aan Utrecht en –goed, voor we iemand beledigen – Rotterdam.  En aan Landgraaf. Want ieder jaar verplaatst muziekminnend Nederland zich een paar dagen per jaar naar het uiterste zuiden van ons land, om daar het beste te zien wat popmuziek anno 2016 te bieden heeft. Dit weekend is het weer zover – jong én oud bijeen voor hét festival voor mainstreammuziek in Nederland. Dit is wat wij vonden van de eerste dag Pinkpop!

Die eerste dag is van de drie dagen de meest rechttoe-rechtaan poprockdag die er dit jaar is. Dat heeft te maken met de formaties die gedurende dag geprogrammeerd zijn – denk Years & Years, Bastille – maar zeker ook met de headliner; de haast iconische funkrockers van The Red Hot Chili Peppers. Er mag geen twijfel over bestaan dat die formatie deze eerste festivaldag mag afsluiten; de shirtjes met de bekende ster zijn niet te tellen. Het doet ons haast Stonesk aan, zoveel aandacht is er vandaag voor de Peppers.

Storsky

Dat is echter niet helemaal terecht, want uiteindelijk is dit vooral ‘gewoon’ een Pinkpop-openingsdag, en dus starten we traditioneel met de winnaar van Nu Of Nooit, een bandcompetitie voor Limburgs jong talent dat een kans op Pinkpop verdient. Winst op Nu Of Nooit moest ooit dé opstap zijn naar een grootse carrière, maar wie ons kan vertellen hoe het nu gaat met formaties als SAT2D en Major Tom krijgt volgend jaar van ons een biertje. Met Storsky, de Nu Of Nooit winnaar van dit jaar, kan dat wel eens anders gaan. Bij de jonge Limburger – die overigens de zuidelijkste provincie allang is ontvlucht – ontwaren we behoorlijk veel muzikaal talent. Ondersteund door een prima band brengt Strosky vijftig minuten lang no-nonserock in stijl van Queens of the Stone Age en Royal Blood. Dat is allemaal niet erg origineel, maar boeit aan de andere kant behoorlijk; waar we de laatste jaren tijdens de Nu Of Nooit Winnaar van verveling ons programmaboekje achterstevoren zijn gaan lezen, daar kon deze dit jaar in onze zak blijven. Als Mario Goosens (Triggerfinger) vervolgens als gast een drumsolo’tje komt spelen, de stroom even wegvalt en er een volledig geïmproviseerde extra solo volgt, Storsky even geniet en uiteindelijk met volle grijns het laatste nummer kan inzetten weten we eigenlijk allang dat Storsky zeker niet de verliezer van de dag gaat worden. Als er één Nu Of Nooit-winnaar een doorbraak verdient, is het Storsky wel. Prima show.

Common Linnets

Twentes bekendste countryduo The Common Linnets komen dan met een hele andere achtergrond richting Landgraaf. Nadat die formatie meedeed aan het songfestival (en daar tweede werd) was Waylon eerst even kwijt, vertrok de excentrieke frontman vervolgens helemaal, kwam JB Meyers voor hem in de plaats en werd vervolgens een heel blik Amerikaanse bandleden opengetrokken. Samen ziet het er zo clichématig countryrock uit, dat de formatie zo uit Nexflixserie Nashville kon zijn weggelopen. Zo klinken de ‘Tukkers’ ook; het is allemaal nagenoeg perfect gespeeld en de formatie is op geen foutje te betrappen. Sterker nog, zowel JB Meyers als de Amerikaanse steelguitarspeler durven we een compliment te geven voor uitstekende instrumentbeheersing. Ondertussen huppelt Ilse de Lange over het podium als in haar hoogtijdagen; uitstekende stem, blije uitstraling. Zo overtuigt de formatie geen moment, maar treedt de verveling ondertussen ook nooit op. Dat maakt omstreeks vier uur ’s middags weinig uit; het is allemaal wat tam en vlak, maar ondertussen luistert het heerlijk weg. Conclusie? The Common Linnets is de ideale matinee-act. Niet meer, niet minder.

Gary Clark Jr.

Waar Ilse de Lange en haar mannen eenvoud tot kunst verheffen, daar kiest bluesrockfenomeen Gary Clark Jr. voor een totaal andere aanpak. De Texaan moet het niet hebben van zijn enorme hits en blinkt op plaat nou ook niet echt uit – wij kunnen debuutalbum Blak and Blu met veel goede wil nog ruim voldoende noemen, maar met nieuwe langspeler The Story of Sonny Boy Slim heeft Clark onze harten niet bepaald gestolen. Gelukkig zijn die nummers bij Clark slechts bijzaak; het gaat om het briljante gitaarspel. Dat is aan opstelling al te zien; de microfoon van Clark staat links, ver naar achteren op het podium gepositioneerd en als Clark erachter moet gaan staan kijkt hij meestal licht gekweld. Opveren doet hij echter als er ruimte is voor een solo. Dat is er ongeveer ieder nummer, en bijna alle solo’s zijn strak, origineel en – zo lijkt het althans – deels geïmproviseerd. Met name op de betere songs van de eerste plaat – Bright Lights, Travis Country – worden die solo’s geen onderdeel van nummers, maar worden die nummers middelen om een solo te ondersteunen. Weergaloos is zelfs de uitvoering van When My Train Pulls In, de track waar Clark zijn complete show omheen bouwt. De normaal al vrij lange track wordt live uitgesponnen tot een epos van meer dan 15 minuten. Zo werkt Clark zich ogenschijnlijk flierefluitend door zijn moeilijke set heen. En als het zonnetje doorbreekt weten we het helemaal zeker; Gary Clark Jr. is misschien niet de beste songwriter uit de muziekgeschiedenis, maar heeft het absoluut in zich om als gitarist de eredivisie te bereiken. Muzikaal het hoogtepunt van de openingsdag.

Bastille

Op mainstage is het vervolgens de beurt aan Bastille. Als u de afgelopen vier jaar op de grote festivalweiden bent geweest en u heeft die band niet gespot heeft u vermoedelijk erg uw best gedaan ze te ontlopen, want er zijn weinig plekken waar deze formatie de laatste jaren niet gespeeld heeft. Die talloze uren (dagen en weken) podiumervaring heeft de formatie goed gedaan; klonk het vroeger nog wel eens een beetje rommelig, daar is Bastille nu een strakke rockmachine. Dat komt vooral door frontman Dan Smith, die voorheen vooral als een losgeslagen aap legio trommels kapot ramde, maar inmiddels gewoon een heel behoorlijke zanger is geworden. Aardige frontman ook; anders dan alleen ‘dankjewel’ komt er bij Smith af en toe een volledige en behoorlijk accentloze zin Nederlands uit. Tel daarbij alle hits van Bastille op – Pompeï, Things We Lost In The Fire, Laura Palmer – en u kunt wel raden dat Pinkpop opnieuw uit de hand van de Londenaren at. En toch. Toch verveelden wij ons kapot. Onze relatie met Bastille is namelijk als een beetje als een huwelijk van veertig jaar; het is best de moeite waard, maar op een bepaald moment weet je wel heel erg goed wat je aan elkaar hebt. Sleur, noemen ze dat ook wel. Na veertig jaar is dat acceptabel, maar van een rockband mag je op zeven bestaansjaren wel iets meer rafelrandjes verwachten.

Years & Years

Omdat Bastille en Years & Years achter elkaar zijn geprogrammeerd, ga je de twee Engelse succesformaties als vanzelf vergelijken. Niet zo gek, want beiden komen uit Engeland, beiden braken door dankzij een monsterhit (respectievelijk Pompeï en King) en beiden teren eigenlijk nog altijd op het succes van die hit en het bijbehorende album. Er zijn echter ook verschillen. Zo is de muziek van Years and Years – met name door de mooie falset van frontman Olly Alexander – wel iets origineler dan de zoetekoekrock van de collega’s van Bastille. Bastille heeft de hits, Years & Years de muzikaliteit. Vooraf 1-0 voor Alexander en zijn mannen dus. Helaas trekt de score bij zodra de heren het podium oplopen. Olly Alexander is normaal al niet de meest zuivere zanger van dit festival, maar is vandaag ook nog eens niet goed bij stem. Dat kunnen zelfs de achtergrondzangeressen helaas niet verbloemen.

James Bay

Waar Years & Years op album spannender is dan op de planken, daar is dat bij James Bay juist andersom. De debuutplaat van de singer songwriter is saaier dan goudvissen, maar met name omdat Bay gewoonweg een uitstekende artiest is, weet hij ons live meestal prima te bekoren. Ook vrijdag is ‘prima’ weer hét woord om de show van de jonge Brit te beschrijven. Hij heeft lekkere nummers, heeft voldoende nieuwe arrangementen voor z’n albumtracks bedacht om te kunnen verrassen, heeft z’n allerbeste fake smile opgezet draagt een mooi Bowieshirt om de meisjes op de eerste rij te pleasen en heeft vooral een prima band bij zich. Weinig dus om je aan te storen, maar na een halfuur heb je het ook wel echt gezien. Gelukkig heeft Bay op die momenten net voldoende hits om de aandacht van het veld bij zich te houden, en als de man aan het einde nog monsterhit Hold Back The River uit z’n gitaar schudt heeft James Bay de eerste rijen van het publiek helemaal ingepakt. Jammer dat hij de andere rijen toen al lang en breed was kwijtgeraakt.

Major Lazer

Nadat Pinkpop vorig jaar met Avici verantwoordelijk was voor de misboeking van de eeuw, moeten Smeets en zijn kompanen gedacht hebben dat ze er op dat moment niet omheen zouden kunnen om nogmaals een danceartiest te boeken, maar nu eentje die nooit teleurstelt. Dan ben je bij Major Lazer aan het goede adres. De formatie, een vehikel voor de creatieve uitspatting van sterproducer Diplo, is momenteel dé popact en – en dit vinden we belangrijk – is origineel en muzikaal. Of het nou op grote festivals is, tijdens clubshows of met het kleinere soundsystem; Major Lazer geeft altijd 100%. Ook Pinkpop krijgt 100% van alles. De lichtshow is indrukwekkend, er is meer confetti dan de stage aankan, en – we hebben dit geteld – tijdens een 12-minuten-durende solo van Gary Clark Jr. kan Major Lazer zeker zeventien tracks over z’n decks laten gaan. Dat houdt het tempo er lekker in en – de hits worden groter – maakt het publiek steeds enthousiaster. Het is fantastisch om te zien; Major Lazer mag dan een beetje de Skyradio onder de soundsystems zijn – plat entertainment met alleen maar hits, weinig onderbrekingen en (te)veel reeds bekende showelementen – maar verpulvert Pinkpop op bijna onzedelijke wijze. Conclusie: Dance op Pinkpop kan dus wel. Uitstekend optreden. Bumaye!

Red Hot Chili Peppers

Tien jaar geleden ging ondergetekende – toen 14 jaar – voor de eerste keer naar Pinkpop. Natuurlijk om hét festival van de Nederlandse muziek eens in het echt te kunnen zien, maar veel meer om de band te zien die hij in die tijd totaal stukdraaide; the Red Hot Chili Peppers.

Net als ondergetekende zullen veel mensen gisteren met kippenvel voor de mainstage gestaan hebben. De Peppers is het geluid van een generatie. Ten tijde van platen als Californication (1999) en By The Way (2002) was de haast iconische formatie misschien wel de grootste band ter wereld. Een complete generatie heeft dag in dag uit naar middelbare scholen gefietst, met de funkrock van de Amerikanen op hun MP3-spelers.

Die band, die stond tien jaar geleden op het podium om de herfst van hun carrière af te kondigen. Stadium Arcadium (2006) was een wat compromisloze en veel te lange plaat, en ook laatste langspeler I’m With You (2011), zonder stergitarist John Frusciante, was geen hoogtepunt. De band besloot er vijf jaar tussenuit te gaan, de producer weg te sturen en op een andere manier muziek te maken. Kernboodschap? Het moet allemaal weer spontaner.

Daar plukt Pinkpop anno 2016 de vruchten van. Kwam de show van 2006 tamelijk ongeïnspireerd en voorgeprogrammeerd over, daar lijken de heren er tien jaar later weer zin in te hebben. In kekke pakjes rondspringend over het podium; je moet het na je vijftigste maar anderhalf uur kunnen volhouden. Vooral aan het begin is de formatie gretig en scherp. Opener Can’t Stop is furieus, tweede track Dani California wordt door Landgraaf onthaald als het grootste anthem in de muziekgeschiedenis en Scar Tissue is een nummer dat door de Peppers normaliter live totaal om zeep wordt geholpen maar gisteren fier overeind bleef. Iets later volgt dan Snow, dat door 60.000 kelen wordt meegezonden. Kippenvel, niet alleen in het publiek, maar zichtbaar ook op het podium.

Daar wordt ook tegenwoordig namelijk ook genoten. Op een wat choatisch aan zijn in-ear-monitors trekkende Anthony Kiedis na louter lachende gezichten. Dat is terecht, want Kiedis is beter bij stem dan hij de laatste tien jaar is geweest, Klinghofer begint – vooral dankzij zijn stempel op de laatste Peppersplaat – eindelijk zijn positie bij de Peppers te claimen en Chad Smith drumt voor de verandering eens in de maat. Maar dé attractie van de Peppers-anno-2016 is Flea. De bassist is overal, maakt grappen, motiveert zijn bandgenoten en is vooral een ongelofelijke, vingervlugge bassist. Hij trekt de formatie er op moeilijke momenten altijd doorheen.

Ook de setlist is er een om in te lijsten. We krijgen drie nieuwe nummers waarvan We Turn Red zelfs voor het eerst wordt gespeeld. Aan de andere kant van het spectrum komt oudje Nobody’s Weird Like Me. Die werd in 1990 ook al op Pinkpop gespeeld. Toen met slechts sokken als aankleding. Andere uitschieters? Nieuwe single Dark Necessities, de beste Pepperssingle in jaren, Wet Sand, de beste track van Stadium Arcadium, en de volledige toegift. Daarin komt eerst Soul To Squeeze voorbij, dat misschien wel mooiste track is die de Peppers ooit schreven maar die op één of andere manier nooit op een plaat terecht kwam. Vervolgens laten de Peppers Pinkpop in extase achter na een furieus vlammend Give It Away.

Was het goed? Zeker niet altijd; de Peppers blijven soms ontaarden in totale choas en echt goed is het bij vlagen dan ook zeker niet te noemen. Was het leuk? Zeker wel. De formatie heeft voldoende hits voor de massa, heeft voldoende rariteiten om echte fans tevreden te stellen en beschikt over voldoende energie en dynamiek om een veld als Pinkpop plat te spelen. Conclusie? De Peppers was tien jaar geleden al niet de meest strakke formatie die er bestond, is dat nog steeds niet, maar heeft nog wel voldoende dynamiek en speelplezier om een festivalweide voor zich te winnen. Na dertig jaar is dat een prestatie om trots op te zijn.

Verslaggever Camiel van Houdt is dit weekend voor CounterCulture.nl op Pinkpop als verslaggever. Foto’s van het festival volgen na het weekend. Naast het dagelijkse verslag op de website doen we live verslag via twitter. Benieuwd wat er zaterdag en zondag langskomt? Check onze Pinkpop-preview!