De laatste keer dat Daniel Romano naar Utrecht kwam, kwam hij countryklassieker-in-wording Come Cry With Me voorstellen. Dat concert was bijna net zo goed als die plaat. Het was losjes, gevoelig, sferisch en deed je vanaf de Cloud Nine, op de bovenste verdieping van het enorme Vredenburggebouw, verplaatsen naar het Nashville van Hank Williams, George Jones en – vooral – Gram Parsons. Een geweldig concert, zo vonden wij toen, van een artiest die op weg was country opnieuw uit te vinden.

Sinds dat moment is er een hoop veranderd bij de jonge Canadees. Dat bleek al bij diens vorige plaat, If I’ve Only One Time Askin’ (2015), waarbij de countryhoed en pure Nashvilllesound had plaatsgemaakt voor met sferische strijkers ondersteunde smartlappen. Helemaal verrast waren we toen we begin dit jaar de albumhoes en eerste, nog niet afgemixte tonen van Gone Is But A Quarry of Stone hoorden. De countryhoed bleek plaatsgemaakt te hebben voor een Dylaneske krullenkop, en de steelguitar bleek te zijn vervangen door een complete toetsensectie. Niet langer is Gram Parsons de belangrijkste sterkhouder, maar nu horen we Leonard Cohen, Tom Waits en Lou Reed. Alsof Jake Bugg door Hogere Machten is gezegend met de mooiste countrysnik die de wereld sinds Gram Parsons heeft mogen horen.

Die voor Romano nieuwe combinatie van stijlen maakt van de vorige week verschenen langspeler Mosey een veel interessantere plaat dan overgangsplaat I’m Gonna Teach You. De vraag is echter, hoe Romano al die stijlen live kan mixen tot een geheel waar iedereen in de Pandorazaal tevreden mee is; van line-dancers en verstokte Parsonsliefhebbers tot het jonger, hipper volk dat met name op zijn nieuwe werk afkomt. Gaat Romano live voor de country van Hank Williams of gaat hij voor de singer-songwriterachtige invloeden van Mosey?

Als Romano het podium oploopt is direct duidelijk dat hij beiden aan zich voorbij laat gaan. Romano en zijn formatie zijn volledig in het zwart gekleed – op de vrouwelijke gitarist na, wie Romano waarschijnlijk geen bindend kledingvoorschrift durfde te geven – en met de leren jasjes en zonnebrillen van de heren doet het geheel zelfs Ramonesk aan. Romano zelf heeft ondertussen met gemillimeterd haar en straatschoffie-bakkes wel wat weg van Liam Gallagher.

Als hij zijn gitaar pakt om de intro van openingstrack Valerie Leon te spelen is Oasis niet eens zo ver weg. Een als een bezetene rammende drummer, gecombineerd met het vinnige gitaarwerk van Romano en de akoestische gitaarklanken van de overigens uitstekende gitariste doet wel wat denken aan de Engelsen, maar doet nog veel meer denken aan Ryan Adams, vooral vanwege diens melodisch hakkende gitaarwerk.

Het tempo zit er in de openingsfase uitstekend in. Na de openingstrack van Mosey volgen direct ook nummer twee en drie op die plaat; I Had To Hide Your Poem In A Song en Toulouse. Romano houdt vervolgens de vaart erin, door tijdens de instrumentwisselingen in de pauzes een geluidsband te laten doorlopen. Tamelijk uniek, maar nog gekker wordt het vervolgens, als de pianopartij van het magnifiek mooie One Hundred Regrets Avenue helemaal van een band komt. Het tekent Daniel Romano anno 2016 wel een beetje; het is allemaal behoorlijk tegendraads en volledig in strijd met de wetten van de liveshow, maar daardoor ook spannend, boeiend en bijzonder onvoorspelbaar.

Na dat ietwat tegendraadse intermezzo worden ook de liefhebbers van de countrysnik op hun wenken bediend, met gevoeliger tracks als I’m Alone Now, Gone Is But A Quarry of A Stone en tot slot het in liveversie tot absoluut hoogtepunt gepromoveerde Strange Faces, dat op de laatste plaat van Romano nou niet echt een uitschieter was. Het is ook mooi om tijdens die track de band los te zien komen en – uiteindelijk – zelfs van instrument te zien wisselen. De song wordt uiteindelijk afgemaakt met de drummer op bas, de bassist op gitaar en Romano zelf achter het drumstel. Puur omdat het kan.

Hoogtepunt is ook het daarop volgende soloblokje, dat er behoorlijk uitspringt doordat het precies volgt op een wat harder gedeelte. Runner, dat Romano opnam met gelegenheidsformatie Daniel, Fred & Julie, raakt het publiek al behoorlijk dankzij de mooie tekst en het bijna Springsteen-achtige gitaarwerk, maar het is vooral het daarop volgende zelfgeschreven gedicht dat indruk maakt.

Een gedicht voordragen tijdens een concert terwijl er een muziekbandje meeloopt; je moet het maar durven. Romano durft het, en durft veel meer. De geluidsbandjes, de soms door garagerockzweem onherkenbare geworden nieuwe tracks en het bijna volledig negeren van het deel van zijn oeuvre uit de tijd dat hij nog cowboylaarzen droeg; het had allemaal verkeerd uit kunnen pakken.

Maar dat doet het niet. TivoliVredenburg luistert muisstil, klapt massaal en hard als dat nodig is en maakt er een onvergetelijke avond van. Dat is het ook voor een zichtbaar genietende Romano, die sowieso erg graag voor het Nederlandse publiek speelt. Daarom krijgt het publiek – net als een dag eerder in de Oosterpoort – een extra toegift ten opzichte van zijn setlist. Samen met zijn voorprogramma speelt hij A New Love Can Be Find, vanavond nota bene de enige track van doorbraakplaat Come Cry With Me.

Het contrast had niet groter kunnen zijn. Tijdens het vorige concert dat Romano in Tivoli gaf speelde hij juist alle tracks van die plaat tijdens een rechttoe-rechtaan countryset, die werd afgesloten met een wat wereldvreemd blokje Black Sabbath en een Ramonescover. Dat hij nu juist pas in de toegift toekomt aan de country na vijf kwartier rock ’n roll, laat zien dat Romano zich enorm heeft ontwikkeld als muzikant, maar laat ook zien dat hij het lef heeft zijn succesrecept los te laten  en zichzelf opnieuw uit te vinden. Ook die nieuw uitgevonden versie beviel ons uitstekend. Sterker nog, we kunnen bijna niet wachten op de volgende transformatie.

Want die leren jas, die zit Romano na welgeteld vier concerten al als gegoten.