Diepe v-hals shirtjes, foute krulsnorren en zwart gelakte nagels: op het eerste gezicht zien de godenkinderen van de Rival Sons er niet uit als verfijnde rocksterren. Maar vanaf openingssong ‘Hollow Bones’ valt in de 013 alle twijfel weg en weet je dat je hier weldegelijk met dé spirituele opvolgers van Led Zeppelin en Deep Purple te maken hebt.

Het gaat goed met Rival Sons. De band heeft, sinds zijn oprichting een krappe tien jaar geleden, op alle grote festivals ter wereld gestaan, met de grootste rocknamen rondgetoerd (Black Sabbath, Aerosmith) en vijf klasse studioalbums gemaakt.

Je zou dus zeggen dat het vierkoppige gezelschap de 013 moeiteloos kan uitverkopen, maar nee: de achterste en bovenste ring zijn met zwarte doeken afgedekt, en zelfs dat is niet genoeg om de lege gaten in de zaal te vullen.

Routinewerk?

Hoe dat kan? Simpel: het is vakantie, en belangrijker: de rivalenzonen hebben dit jaar al op verschillende plekken in Nederland gestaan. Vervalt de band daardoor in routinewerk? Nee! Rival Sons is in bloedvorm en lost in Tilburg alle verwachtingen in. Naarmate de show vordert wordt steeds duidelijker dat we hier met een briljante groep musici te maken hebben. En hoewel gitarist Scott Holiday natuurlijk weer een stempel op de show drukt met zijn bruisende riffs, is het vooral zanger Jay Buchanan die het optreden van glans voorziet.

Het speelse gemak waarmee hij zijn gouden strot openscheurt, met de microfoon tot wel een armlengte van zich af houdend, en later weer fluisterend zijn teksten bezingt totdat de rillingen over je rug lopen, is van een buitenaards niveau. Ze noemen hem ook wel de liefdesbaby die Robert Plant en Steve Marriott nooit zullen krijgen, en daar hebben ze helemaal gelijk in. Kijken we naar de looks, dan staat hier een alternatieve versie van Ozzy Ozbourne, met zijn zwarte jack, lange wapperende haren en zwart gelakte nagels.

Bloedserieus

Zo spontaan en excentriek is Buchanan als Ozbourne echter niet. Want man, wat kan hij bloedserieus kijken. Dwars door je ziel kijkt die man, en er kan geen lachje bij hem af. Al past het natuurlijk wel een beetje bij het imago wat Rival Sons probeert uit te stralen: wij zijn cool, hebben schijt aan de wereld en voor ons is de muziek nooit goed genoeg. Zo spelen ze ook. Stomende songs als Tied Up en Torture, waarbij Buchanan ook de tamboerijn bespeelt, lijken steeds beter te worden en laten de 013 in een orgasme uitbarsten.

‘Electric Man’, nog zo’n klasse nummer, met een heerlijke Jimmy Page riff en een rammende baslijn. Helaas kantelt de show halverwege een andere kant uit. Het rustig kabbelende Jordan, waarin Buchanan de tumultueuze tijd binnen de band op een hele persoonlijke manier bezingt, is werkelijk schitterend, maar het eropvolgende Face of Light, opnieuw een ballad, is te veel van het goede en haalt de angel uit het optreden, net als de vele muzikale intermezzo’s die vaak net iets te lang duren.

Fantastische apotheose

Het is slechts een smetje op een verder vlekkeloze avond. De behaarde bastaardzonen van Led Zeppelin overrompelen de 013 en brengen met het betere blueswerk de beste herinneringen uit de jaren zeventig naar boven. Afsluiter ‘Keep On Swinging’, misschien wel de beste song uit hun repertoire, zorgt voor een fantastische apotheose van een klasse optreden, waarmee de Rival Sons onderstrepen  in de eigen categorie geen rivalen te dulden.

Wat een dijk van een band.