Weet je nog toen Limp Bizkit in 2012 een nieuw album aankondigde, genaamd Stampede of the Disco Elephants? Waarschijnlijk niet, maar het doet er ook niet toe, want zeven jaar later is de zevende Bizkit-plaat er nog steeds niet. Wel blijven de Amerikanen stug doortouren met hun oude repertoire, en laten we eerlijk zijn: dat is ook precies waarvoor de 3000 aanwezige fans vanavond naar de Tilburgse 013 zijn gekomen. Een avond old school numetal van de platste band in het genre, maar misschien ook wel de effectiefste. Fred Durst en consorten, kom maar door.

NSFW

Limp Bizkit heeft voor deze show geen support meegenomen en dus beginnen we lekker op tijd. Wat opvalt is dat er naast fans van het eerste uur ook veel jongeren in het publiek staan. Hele gezinnen, zelfs. Is Limp Bizkit dan ineens zo’n kindvriendelijke band geworden? Haha, nee. “You wanna fuck me like an animal!” schreeuwt frontman Fred Durst tijdens het refrein van opener ‘Hot Dog’. En zo volgt er nog anderhalf uur aan NSFW-teksten. Als het maar vooral niet politiek correct is.

Bij gebrek aan nieuw materiaal en vooral een grote voorliefde voor de 013, vogt Limp Bizkit vandaag ook wat deep cuts toe aan hun setlist. Zo ook ‘Nobody Loves Me’, misschien wel een perfecte omschrijving van hoe polariserend Durst is. Je vindt ‘m te gek of je wil ‘m het liefst achter het behang plakken. Een tussenweg is er niet. In Tilburg heeft hij in elk geval een grote groep liefhebbers voor zich, die alle gimmicks accepteert en er vanaf de eerste minuut vrolijk op los beukt.

Zo plat als een dubbeltje

Veel meer moet je ook niet verwachten bij Limp Bizkit. De muziek is zo plat als een dubbeltje, maar wel gespeeld door prima muzikanten. Vooral gitarist Wes Borland is een gevierd artiest, hoofdverantwoordelijk voor de harde riffs en de productie van de meeste Bizkit-platen. Hij zorgt ook voor het eerste merkwaardige moment van de show als hij, zwaar in de schmink en in zijn onderbroek, Don Tiki’s ‘An Occasional Man’ playbackt.

“Who here is broke?” vraagt Durst. Er gaan een hoop handen de lucht in. “Me too,” stemt hij vervolgens in. Twee dingen die toch echt niet waar kunnen zijn: Limp Bizkit verkocht wereldwijd 40 miljoen albums, en de kaartjes voor het concert waren niet bijzonder goedkoop. Maar de band doet er alles aan om te levellen met hun fans. Er is veel interactie, er moet veel gesprongen en gezongen worden, er is een klik.

Klassiekers

Om de nostalgie nog even wat extra kracht bij te zetten, horen we vanavond muzikale intermezzo’s van onder andere House of Pain, Cypress HillNirvana en The White Stripes. Er komt vanavond ook helemaal geen materiaal uit de afgelopen 10 jaar voorbij. ‘My Generation’, ‘Rollin’’ en ‘Nookie’ zijn ieder geen muzikale hoogstandjes, maar zorgen dik twintig jaar later wel nog steeds voor de wilde vlucht waar Limp Bizkit aan refereert met de titel van dat nog steeds niet uitgebrachte nieuwe album.

Het concert wordt afgesloten met nog zo’n rijtje klassiekers. Eerst het rebelse ‘My Way’, gevolgd door de (misschien niet in positieve zin) tranentrekkende The Who-cover ‘Behind Blue Eyes’. Voor ‘Eat You Alive’ nodigt Durst een fan uit om de vocalen voor zijn rekening te nemen, en dan volgt het tweede merkwaardige moment van de avond. Opnieuw met Wes Borland in de hoofdrol. De fan geeft trots aan al eens gezongen te hebben met Bizkit, waarop Durst zegt dat hij dan liever iemand anders de kans geeft. Dat wordt, ironisch genoeg, Borland, die vervolgens de jongen op zijn gitaar laat spelen. Ze slagen allebei niet bijzonder goed in hun nieuwe taken.

‘Break Stuff’ blijkt in 2019 nog steeds hét afreageernummer te zijn. Het zorgt voor de grootst mogelijke sitdown in 013. Als eindelijk de verlossende tekst ‘Give me something to break!’ komt, moet ook echt alles kapot. En geleid door zwanenzang ‘Take a Look Around’, het bekende themanummer van Mission Impossible, maakt een allesverpulverende wall of death een passend einde aan dit niet bepaald hoogstaande, maar wel ontzettend lekkere concert.

Bekijk hieronder of op onze Facebookpagina ook het volledige beeldverslag. Fotograaf: Bram Geurts