De R zit weer in de maand en dat betekent dus dat het nu Rocktober is. Reden genoeg om Casey Crescenzo aan de tand te voelen. De frontman van The Dear Hunter heeft met zijn collega’s een ijzersterke progrockplaat in de vorm van ‘Act IV: Rebirth in Reprise’ afgeleverd. Reden genoeg om met hem over de totstandkoming van dit vierde deel van een beoogd zesluik te praten.

Tussen het derde en vierde deel zit zes jaar. De vorige albums verschenen veel dichter op elkaar. Waarom duurde het zolang voordat deze episode uitkwam?
“Dat is een bewuste keuze geweest, omdat ik wilde wachten totdat ik weer zin had in dit project. Na het derde deel had ik niet zo’n trek in een vierde episode en daarom besloot ik dit project even in de ijskast te zetten. Het zou enorm zonde van mijn tijd zijn om een plaat te maken waar ik niet in geloof en waar mijn fans niet op zitten te wachten. Ik heb in de tussentijd andere dingen gedaan en gewacht tot het weer begon te kriebelen.”

Het is een gewaagde keuze om een zesluik te maken. Omdat je volgens een bepaalde formule werkt, belemmer je jezelf toch juist?
“Ik snap waar je naartoe wilt, maar eerlijk gezegd deel ik je denkwijze niet. Aangezien ikzelf verantwoordelijk ben voor het verhaal kan ik alle kanten op. Ik zit nergens aan vast. Elke artiest werkt volgens bepaalde kaders. Mijn verhaal moet in zes albums verteld worden, maar de manier waarop ik dat doe is geheel aan mij. In The Dear Hunter kan ik met elk genre aan de slag. Als ik de ene dag zin heb in industrial rock en de dag erna liever folkpop maak, is dat geen enkel probleem.”

Inmiddels ben je over de helft van je zesluik en komt het einde van de serie steeds dichterbij. Is dat een zegen of een vloek?
“Het is geen van beide. Als perfectionist zal ik nooit volledig tevreden zijn over mijn werk. Het is echter ook geen vloek om aan dit project te werken, omdat ik telkens beter wordt in wat ik doe en naar het einde toewerk. Ik denk dat ik best trots zal zijn als dit album af is. Daarna zal ik op zoek gaan naar verse uitdagingen.”

Je hebt lef nodig om in deze tijd met conceptalbums aan te komen zetten. Vooral niet als je zulke dwarse muziek maakt die niet hip is. Hoe reageerde de platenmaatschappij op je idee?
“Eerlijk gezegd zie ik mezelf niet als een lefgozer. Voor wat ik doe hoef je geen ballen te hebben. Ik zit niet in de muziekindustrie, omdat ik een ‘product’ aan de man wil brengen. Ik uit mezelf op creatieve wijze en wordt daarin gesteund door een team liefdevolle mensen die mijn muziek uitbrengen. Grootheidswaan en ambities heb ik niet, want ik verwacht geen financieel succes. Ik maak muziek die ik leuk vind en waar ik voldoening uithaal en bekommer me niet om de hitlijsten. Daarom beschouw ik mezelf ook niet als popartiest.”

Heeft de wereld nog wel behoefte aan nieuwe popmuziek?
“Ja, dat denk ik wel. Er is zoveel geestelijke armoede in de wereld. Popmuziek zou die leegte op kunnen vullen door positiviteit de wereld in te sturen. Helaas hoor je op de radio vooral negatieve muziek waarin destructief gedrag verheerlijkt wordt. Artiesten zingen over excessief drankgebruik en verheerlijken drugs. Het draait anno 2015 helaas vooral om kwantiteit – hoelang kun je een hype in stand houden? – en niet om kwaliteit. Hopelijk verandert dat snel.”