Van de hedendaagse bluesgitaristen is Kenny Wayne Shepherd (1977) zonder twijfel de man die qua geluid het meest in de buurt komt van de legendarische Stevie Ray Vaughan. Alweer twintig jaar geleden maakte Nederland voor het eerst kennis met de Amerikaanse gitaarheld, toen nog in het voorprogramma van de Eagles. In een tjokvolle Kuip. Voor zo’n groot publiek zal Shepherd waarschijnlijk nooit meer staan in Nederland. Afgelopen weekend moest de blonde Amerikaan genoegen nemen met poppodium De Pul in Uden.
Dat was in eerste instantie helemaal niet de bedoeling. Shepherd was namelijk geboekt als de headliner voor een groot bluesfestival in Eindhoven, maar vanwege tegenvallende kaartverkoop ging dat hele feestje niet door. Daarmee dreigde de Europese tournee van Shepherd als een nachtkaars uit te gaan, maar gelukkig bood De Pul soelaas en kon Shepherd alsnog zijn voortreffelijke gitaarkunsten aan het Nederlandse publiek laten zien.
Wie dit weekend een eenmansshow verwachtte, kwam in Uden bedrogen uit. Kenny’s band, De Kenny Wayne Shepherd Band, is een volwaardige gitaarband, met twee zanger-gitaristen, een toetsenist, een bassist en een drummer. In een gemoedelijke huiskamersetting zet de band een aardig optreden neer. De mannen spelen recht door zee, soleren er op los (zelfs de toetsenist) en staan open voor een lolletje op het podium.
Hoewel Shepherd natuurlijk de grote man is, zou zijn band helemaal niets zijn zonder Noah Hunt, de man – een Dave Grohl lookalike – die nagenoeg alle vocalen voor zijn rekening neemt. Hoewel hij normaal gesproken met zijn karakteristieke stem een eigen stempel op Shepherds muziek drukt, presteert hij in Uden zeer wisselvallig. Hij raffelt zijn teksten af en straalt in alles uit dat dit zijn laatste optreden van de Europese tournee is. Die gemaakte lachjes beginnen op den duur zelfs te irriteren.
Dit heeft vooral zijn weerslag op het begin van de set. Lookin’ Back en Ride of Your Life, twee nieuwe nummers waarmee de avond wordt afgetrapt, komen nooit echt los. Pas als Shepherd zelf de microfoon te hand neemt, wordt de avond interessant. Met een grote grijns en veel plezier speelt hij ‘House of Rockin’, een mooi eerbetoon aan Stevie Ray Vaughan die tot op de dag van vandaag gemist wordt.
Na deze swingende cover komt de show eindelijk los. Met zijn veelzijdige en technisch zeer vaardige spel perst Shepherd een muur van geluid uit zijn gitaar die ieders bevattingsvermogen in de zaal tart. In Heat of the Sun laat Shepherd zijn gitaar op een prachtige manier huilen, en in Talk to me Baby horen we alles wat de jarenzestigblues zo goed maakt. Tussendoor laat Shepherd ook een andere kant van zich horen, zoals in het nieuwe, funky Diamonds and Gold, dat fraai opgesierd wordt door blazers en toetsensolo’s.
Tegelijkertijd is dat ook het enige nieuwe nummer dat live overeind blijft staan. Want we moeten ook eerlijk zijn: de laatste plaat is meer pop dan blues. Overgeproduceerde Amerikaanse rockmuziek is het, bedoeld voor mensen die eigenlijk niet zoveel met blues hebben. Makkelijke akkoorden, poppy vocalen en vooral heel veel soul. Jammer, want op dit soort momenten degradeert Shepherd zichzelf enorm in De Pul.
Tegen het einde van het optreden maakt Shepherd echter alles goed, met een werkelijk fenomenale uitvoering van Voodoo Child die ruim vijftien minuten klokt. Hier laat Shepherd zien waarom hij tot een van de meest getalenteere bluesgitaristen van deze generatie aangemerkt mag worden. De beste man soleert alsof zijn leven ervan af hangt, speelt vakkundig met stiltes om vervolgens weer snoeihard iedereen te overrompelen.
Een werkelijk fantastisch einde, van een toch wel wisselvallig optreden.