De Amerikaanse band PVRIS is voor de derde keer in een half jaar in Nederland. Na een fijne show in de Melkweg en een teleurstellend optreden op Lowlands, hoopt de formatie rond zangeres Lynn Gunn de balans weer positief te maken in de Ronda van TivoliVredenburg.
Midtempo popliedjes
PVRIS begon als posthardcoreband, maar maakt tegenwoordig vooral electropop. Afgelopen zomer kwam het tweede album All We Know of Heaven, All We Need of Hell uit. Daarop zijn de gitaren nog meer naar de achtergrond verdrongen en is er meer ruimte gemaakt voor zware drumpartijen, synths en Gunn’s piano. Op plaat klinkt dat niet heel onaardig, maar live werkt het nog niet zo goed: de setlist in Utrecht stikt namelijk van de dertien-in-een-dozijn midtempo popliedjes, zoals ‘Anyone Else’, ‘Separate’ en het wat oudere ‘Holy’, waar het publiek zich eigenlijk geen raad mee weet.
Gunn heeft een hoge, fragiele stem waar het tijdens liveshows alle kanten mee op kan. Het ene moment klinkt ze loepzuiver, en dan weer zo vals als een kraai. Gunn klinkt vanavond uitstekend tijdens de ballads, zoals ‘Same Soul’, dat wordt uitgevoerd in een uitgeklede pianoversie. Maar ze heeft enorm veel moeite met de lange uithalen in de snellere nummers. Voor het gemak laat ze daarom een deel van de moeilijke noten aan het publiek over.
Beeld
Dat probeert het trio goed te maken door in te zetten op entertainment. Vooraf opgenomen gesproken intro’s, een energieke lichtshow en Gunn die om heel veel participatie van de fans vraagt: als de nummers je niet vanzelf doen springen, moet het maar op commando.
Bovendien hebben de heren en dame wel een duidelijk beeld van zichzelf: alles hangt samen, van de muziek tot de teksten en van de lichtshow tot de outfits van de bandleden. Het is allemaal vrij duister en vooral heel serieus. De enige luchtige momentjes zijn er als Gunn speecht, al voelen de standaardverhalen over touren nogal geforceerd en ongemakkelijk.
PVRIS vertelt met hun muziek voornamelijk verhalen over liefdesperikelen en andere sociale problemen. Met een lesbische frontvrouw maakt hen dat meteen tot boegbeelden van de LHBT-gemeenschap. Er dus een onderliggende boodschap, maar die komt moeilijk tot uiting als een act niet écht contact kan maken met hun publiek.
30 Seconds to Mars-syndroom
De grootste troef van PVRIS is nog altijd ‘My House’, van debuutplaat White Noise. De opzwepende beat en catchy lyrics zouden nog wel eens een hoop kunnen goedmaken. En dan is dat uitgerekend de track waarop de band totaal de mist in gaat. Gunn gilt hoogstens vijf zinnen in de microfoon en huppelt verder wat over het podium terwijl gitarist Alex Babinski en bassist Brian Macdonald er wat verveeld bij staan. Dan raffelt de band tijdens de toegift nog even ‘No Mercy’ af en zit het concert er na iets meer dan een uur alweer op.
Om maar gelijk een diagnose te stellen: PVRIS lijdt in TivoliVredenburg aan het 30 Seconds to Mars-syndroom (toevallig ook een band waarmee zij deze zomer op tour waren). Wat dit inhoudt? Niet al te bijzondere liedjes waarbij van het publiek wordt verwacht dat ze op ieder willekeurig moment de vocalen voor hun rekening nemen, en de band meer bezig is met entertainen dan goed spelen. Maar dan is 30 Seconds to Mars in elk geval nog een act die meerdere succesalbums en de headlinerstatus al binnen heeft. Daar is PVRIS nog lang niet aan toe, en zeker niet als de groep zichzelf voor de tweede keer op rij zo de das omdoet.